Zbigniew Marcin Kowalewski
Historisch gezien is het Russische imperialisme gebaseerd op de ideeën van het “vergaren van Russische landen” en het opbouwen van een “unieke en ondeelbare” Russische staat.
In deze cruciale oorlog op wereldschaal worstelt de Oekraïense natie met het behoud van haar onafhankelijkheid, pas 30 jaar geleden verkregen, na eeuwen van overheersing en meedogenloze russificatie. Ze verwerpt de ‘trinitaire’ Russische natie (Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne), die in de tsarentijd werd bedacht en door Vladimir Poetin wordt opgeëist. De Russische heersende klasse strijdt voor de herleving van een afkalvend Russisch imperialisme dat, zonder controle over Oekraïne, van het historische toneel dreigt te verdwijnen.
In 1937, op een receptie ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van de Oktoberrevolutie, toostte Jozef Stalin “op de volledige vernietiging van alle vijanden, zichzelf en hun verwanten!” Zoals ooggetuige Georgi Dimitrov in zijn dagboek noteerde, legde Stalin bij het uitbrengen van deze toost uit dat de tsaren “één ding goed gedaan hadden – ze vergaarden een enorme staat, helemaal tot Kamtsjatka. Wij hebben die staat geërfd. En voor de eerste keer hebben wij, de bolsjewieken, die staat geconsolideerd en versterkt als een verenigde en ondeelbare staat.” Daarom, “wie die eenheid van de socialistische staat probeert te vernietigen, wie de afscheiding van een van zijn delen of nationaliteiten nastreeft – die mens is een vijand, een gezworen vijand van de staat en van de volkeren van de USSR. En we zullen elk van die vijanden vernietigen, ook al was hij een oude bolsjewiek; we zullen al zijn verwanten, zijn familie vernietigen. We zullen iedereen die door zijn daden of zijn gedachten – ja, zijn gedachten – de eenheid van de socialistische staat bedreigt, genadeloos vernietigen.”[2]
Historisch gezien is het Russische imperialisme gebaseerd op de ideeën van “het vergaren van Russische landen” en het opbouwen van een “unieke en ondeelbare” Russische staat. Dit imperialisme is altijd even specifiek geweest – en gebleven – als de sociale formatie van Rusland zelf is geweest en gelijk gebleven in de opeenvolgende historische fasen van zijn ontwikkeling, te beginnen met het Tsarendom van Rusland (1547-1721). Toen Vladimir Lenin de theorie van het “moderne kapitalistische imperialisme” theoretiseerde, benadrukte hij dat in Rusland het “kapitalistische imperialisme zwakker is dan het militair-feodale imperialisme.”[3] Het laatste als feodaal omschrijven was een oversimplificatie. Waarschijnlijk vanaf het midden van de zestiende eeuw, in de tijd van Ivan de Verschrikkelijke, was de Russische sociale formatie in wezen een combinatie van twee verschillende pre-kapitalistische wijzen van uitbuiting. De eerste, feodaal, was gebaseerd op het feit dat landeigenaren de meerarbeid van de boeren afpersten in de vorm van pacht. De andere, tributair, was gemodelleerd naar het Ottomaanse Rijk, toen het machtigste rijk ter wereld,[4] en berustte op het door de staatsbureaucratie onttrekken van belasting aan de boeren.
In de Sovjet-Unie was het stalinistische dogma van de unilineaire ontwikkeling van de mensheid, met slechts vijf stadia, onaantastbaar. Voor de tributaire wijze van uitbuiting was geen plaats, vooral omdat die (oppervlakkig, maar niet zonder reden) in verband gebracht kon worden met de overheersing door de Stalinistische bureaucratie. Sommige Sovjet-historici omzeilden, zonder deze regeling formeel te overtreden, handig het verbod door het ‘staatsfeodalisme’ of ‘oosters’ feodalisme te noemen, verschillend van ‘particulier’ en ‘westers’ feodalisme. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw en bijna tot de afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 was de derde vorm van uitbuiting – verschrikkelijker voor de boerenstand – de slavernij, met inbegrip van de mensenhandel, waarin de Russische lijfeigenschap in feite ontaardde.
MINIMAAL MEERPRODUCT
Geen van deze vormen van uitbuiting vertegenwoordigde (in tegenstelling tot zogenaamd marxistische discursieve gewoonten) een productiewijze, omdat ze er niet in slaagden de productiekrachten er formeel en werkelijk in onder te brengen, en [daardoor] dus niet garant stonden voor hun duurzame en systematische ontwikkeling. Het was echter op basis van deze exploitatiewijzen dat de Russische staat gevormd werd. Zoals opgemerkt door Ruslan Skrynnikov, een van de vooraanstaande specialisten in de oprichnina van Ivan de Verschrikkelijke, die de allereerste Grote Terreur in Rusland ontketende en erin verdronk, “bevatten sommige van zijn praktijken, als in de embryonale staat, alle verdere ontwikkeling van de adellijke en bureaucratische absolute monarchie.”[5] In feite niet alleen van het Tsarendom, maar van alle Russische despotische regimes tot in de twintigste en eenentwintigste eeuw.
Een andere hedendaagse historicus, Leonid Milov, poneert zeer belangrijke stellingen over de eigenaardigheden van de historische ontwikkeling van de Russische maatschappij. Uitgaande van de studie van de natuurlijke en klimatologische omstandigheden van de productie, ontwikkelde hij een belangrijke opvatting over “de geschiedenis van Rusland als een maatschappij met een minimaal totaal meerproduct.”[6] De redenen hiervoor zijn dat Centraal-Rusland, vergeleken met andere agrarische maatschappijen, een zeer kort landbouwseizoen had, dat vanwege het klimaat slechts duurde van begin mei tot begin oktober (in West-Europa werkten boeren alleen in december en januari niet op het land); en bovendien was de grond arm aan humus.
Het gevolg was dat “tot de mechanisatie van dit soort werk” er een lage vruchtbaarheid was en daardoor een gering volume voor het totale meerproduct van de maatschappij, waardoor “in deze streek eeuwenlang een betrekkelijk primitieve landbouwsamenleving ontstond.” Daarom “was het, om een minimaal resultaat te bereiken, nodig het werk zoveel mogelijk te concentreren in een betrekkelijk korte periode. Individuele uitbuiting van boeren kon de onmisbare mate van concentratie van arbeidsinspanningen niet bereiken tijdens objectief bestaande agrarische arbeidsseizoenen,” zodat de broosheid ervan “gedurende het grootste deel van de duizendjarige geschiedenis van de Russische staat gecompenseerd werd door de zeer grote rol van de boerengemeenschap.”[7]
EENHEID VAN TEGENSTELLINGEN
De meerarbeid van de boeren kon alleen afgeperst worden – in grote mate of zelfs helemaal – ten koste van de arbeid die nodig was voor haar eigen reproductie, dat wil zeggen door methoden van absolute uitbuiting (in plaats van door relatieve uitbuiting op basis van de toename van de arbeidsproductiviteit). Dit was niet mogelijk zonder hen het hardst mogelijke systeem van lijfeigenschap op te leggen, vooral omdat, gezien de algemene omstandigheden van de productie, een sterke gemeenschappelijke organisatie van de arbeid noodzakelijk was. De noodzaak “om de omvang van het totale meerproduct te optimaliseren” – te vergroten in het belang van het staatsapparaat en de heersende klasse – was dringend, maar “op de weg naar deze ‘optimalisatie’, dat wil zeggen, de objectieve noodzaak om de uitbuiting van de boeren te intensiveren, berustte diezelfde boerengemeenschap, bastion van plaatselijke samenhang en middel tot boerenverzet.”[8]
Hieruit ontstond “een soort eenheid van tegenstellingen: wat tegenwicht bood aan het onvermijdelijke bestaan van de gemeenschap was een tegenwicht in de vorm van de meest brutale en strenge variant van de persoonlijke afhankelijkheid van elk lid van dit organisme.” De onmogelijkheid om deze tegenstelling te overwinnen zonder een aanzienlijke ontwikkeling van de productiekrachten, die door de pre-kapitalistische uitbuitingsverhoudingen niet mogelijk was, betekende dat de rol van de staat erin bestond “een monolithische en machtige heersende klasse te scheppen, die in staat is de verdedigingsmechanismen van de agrarische gemeenschap in het proces van dagelijkse uitbuiting van de boerenbevolking te ontwortelen of te neutraliseren.” Samenvattend, volgens Milov: “De onvermijdelijkheid van het bestaan van de gemeenschap, geconditioneerd door haar productieve en sociale functies, gaf uiteindelijk leven aan de strengste en brutaalste mechanismen om er zoveel mogelijk meerproduct uit te persen. Vandaar het ontstaan van het regime der lijfeigenschap, dat de [communale] gemeenschap als basis van het boerenverzet kon neutraliseren. Op zijn beurt werd dit regime der lijfeigenschap alleen mogelijk door de ontwikkeling van de meest despotische vormen van staatsmacht – het Russische autocratische regime.”[9] Dit is wat de heersende klasse verenigd heeft.
WAAR BEGINT DE PERIFERIE?
Maar tegelijk “hebben de extreem extensieve aard van de landbouwproductie en de objectieve onmogelijkheid om haar te intensiveren ertoe geleid dat het belangrijkste historische grondgebied van de Russische staat de groei van de bevolkingsdichtheid niet heeft kunnen weerstaan. Vandaar de eeuwenlange voortdurende noodzaak voor de bevolking om naar nieuwe gebieden te migreren, op zoek naar vruchtbaarder bouwland, voor de landbouw gunstiger klimatologische omstandigheden, enz.”[10] Bovendien gingen “migratieprocessen hand in hand met de versterking van de absolutistische staat, die klaar stond om grote delen van het land te controleren en te verdedigen” en dus met de oprichting van enorme strijdkrachten, hoewel “de uiterst geringe omvang van het totale meerproduct objectief gezien uiterst ongunstige voorwaarden schiep voor de vorming van de zogenaamde superstructuur over de basiselementen heen.”[11]
Deze eeuwenoude koloniale, militaire en wereldlijke staatsexpansie naar het zuiden, zuidoosten en oosten omvatte geleidelijk uitgestrekte gebieden, steeds uitgestrekter ‘vreemde’ perifere gebieden en steeds verder weg gelegen buurlanden, [allen] slachtoffers van verovering. Deze expansie ging gepaard met enkele honderden jaren strijd van de kant van het Tsarendom van Rusland en daarna van het Russische Rijk (1721-1917) om toegang tot ijsvrije havens aan de zeeën in het westen en oosten. Vandaar de terechte vragen die zo moeilijk juist te beantwoorden zijn: “Wanneer begon de Russische kolonisatie – met de bezetting van Kazan, een etnisch vreemde stad, of van Novgorod, etnisch dichtbij?” De Republiek Novgorod viel onder de aanval van het Moskovische leger in 1478, en het [Tataarse of Mongoolse] Khanaat Kazan in 1552. “Waar liggen de grenzen van de Russische metropool, waar beginnen de Russische koloniën, en hoe kunnen ze onderscheiden worden?” Omdat ze zo beweeglijk waren, “breidden de grenzen van Rusland zich zowel vóór de opkomst van het tsarisme als tijdens de tsarentijd met zo’n snelheid uit dat het onderscheid tussen ‘extern’ en ‘intern’ zelf vloeiend en onbepaald was.”[12]
MILITAIR-KOLONIALE VEROVERINGEN
De historische vorming van Rusland kreeg vorm in een proces van militair-koloniale veroveringen van het Russische platteland en door de boerenoorlogen, in feite antikoloniale oorlogen, die door de kolonisering werden uitgelokt, gepaard gaande met interne en externe kolonisaties, veroveringen, plunderingen en koloniale onderdrukking van andere volkeren. Zoals Alexander Etkind het terecht stelt, “was het Russische Rijk een groot koloniaal systeem, zowel aan zijn verre grenzen als in zijn donkere binnenlanden.”[13] In tegenstelling tot de Russische mythologie, breidde de verovering van een land zo groot als Siberië niet “het grondgebied van Moskou uit tot aan de grens met China,” maar veranderde Siberië in een typische kolonie. Toch werd het gebruikelijk Siberië op te vatten als een onafscheidelijk deel van Rusland, net als later Polen, Litouwen, Finland, de Kaukasus, Boekhara en Toeva – onder andere.
Sommige Russische historici, die hun theoretische bijdrage leveren aan de opbouw van de dominante en, zoals nu blijkt, tijdloze ‘Russische idee’, hebben dit verschijnsel heel slim ‘Ruslands zelfkolonisatie’ genoemd: de opeenvolgende landen die het innam werden niet haar koloniën, maar ze “koloniseerden zichzelf”,[14] omdat het grenzeloos was (en, openlijk of heimelijk, grenzeloos bleef in de dominante ideologie). Nadat Rusland in de zeventiende eeuw het deel van Oekraïne op de linkeroever van de Dnjepr had veroverd, kon het door zijn deelname aan de verdeling van de Republiek der Twee Volkeren (Polen-Litouwen) in de laatste decennia van de achttiende eeuw het grootste deel van Oekraïne op de rechteroever van de Dnjiepr in beslag nemen – in totaal 80% van het Oekraïense land. Dit bleek een fundamentele strategische winst, die tot diep in Europa reikte en de reikwijdte en het Euraziatische karakter van het Russische Rijk bepaalde.
Hoewel de Russische adel een dominante orde was, werd het land nooit volledig privé-eigendom van de edelen. Dat zou in strijd geweest zijn met de allesoverheersende belangen van deze keizerlijke staat, bij de opbouw waarvan geen enkele sociale klasse zo’n belangrijke rol speelde als zijzelf – haar apparaten en bureaucratisch personeel. Het was niet alleen de opbouw van een kolossaal leger ten koste van 25 jaar dienstplicht voor de boeren en een immense militaire en civiele infrastructuur, gefinancierd met de dwangarbeid van honderdduizenden andere boeren, die zowel aan de staat als aan de landeigenaren toebehoorden, maar ook hele brigades geschoolde ambachtslieden die in verschillende delen van het land werkelijk tot dwangarbeid werden gedwongen. Bovendien, zoals Milov het uitdrukt, “werd de staatsmachine gedwongen het proces van sociale arbeidsdeling, en vooral de scheiding van industrie en landbouw, vooruit te helpen”,[15] tegen het verzet van de dominante exploitatiewijzen in, die dit proces belemmerden.
INDUSTRIËLE LIJFEIGENSCHAP
Het resultaat was dat “de deelname van de staat aan de totstandkoming van de industrie in het land bijdroeg tot een gigantische sprong in de ontwikkeling van de productiekrachten, hoewel het lenen van ‘westerse technologieën’ door een archaïsche samenleving in de zeventiende en achttiende eeuw een monsterlijk sociaal effect had: er verscheen een massa arbeiders die voor altijd aan fabrieken en werkplaatsen vastzaten (de zogenaamde arbeiders die “in eeuwigheid onderworpen” waren), en het stimuleerde het afglijden van de maatschappij naar slavernij.”[16] Het enorme Russische militair-industriële complex, waarvan de kern de metallurgie van de Oeral was, kwam niet tot stand op basis van de ontwikkeling van kapitalistische verhoudingen, maar binnen het kader van feodale en tributaire verhoudingen.[17]
Weliswaar bloeide het kapitaal, maar het was pre-kapitalistisch en belemmerde de ontwikkeling van het kapitalisme – “commercieel kapitaal ontwikkelde zich niet diep, niet door de productie om te vormen, maar breed, door de straal van zijn werking te vergroten”, en “rukte op van het centrum naar de periferie, in navolging van de boerenkolonisten die, op zoek naar vers land en vrij van taksen, nieuwe gebieden binnendrongen.”[18]
Op basis van extra-economische dwang domineerden de pre-kapitalistische exploitatiewijzen de kapitalistische productiewijze in Rusland tot de revolutie van 1917, niet alleen in de landbouw maar ook in de industrie, lang na de hervorming van 1861.
Toen de Russische sociaaldemocratie als partij gevormd werd, was het werk van ongeveer 30% van de industriearbeiders nog steeds lijfeigenenwerk, geen loonarbeid, wat deze sociaaldemocratie, inclusief Lenins en Martovs Iskra, die de industrie (d.w.z. de productiekrachten, niet de productieverhoudingen) met het kapitalisme associeerde, niet zag. “Zelfs aan het begin van de twintigste eeuw was meer dan de helft van de industriële ondernemingen van de belangrijkste industriële kern (de staalindustrie) niet kapitalistisch in de strikte zin van het woord”, zegt Mikhail Voeikov. De pre-kapitalistische methoden om het surplus van de arbeid aan de directe producenten te onttrekken, die nog steeds de overhand hadden, “stelden het nationale kapitaal niet in staat de noodzakelijke accumulatie uit te voeren”, en daarom was het “buitenlands kapitaal zo sterk.”[19] Waar kapitaal in de Russische economie al overheerste, was het vrijwel meteen grootkapitaal en waren er al snel processen van monopolisering.
VEELHEID VAN REVOLUTIES
In Rusland ontstond dus het “moderne kapitalistische imperialisme”, maar het was “verstrikt” – schreef Lenin vlak voor de revolutie van 1917 – “in een bijzonder hecht netwerk van pre-kapitalistische relaties”, zo hecht dat “in het algemeen het militaire en feodale imperialisme in Rusland overheerst.”[20] De basis van dit imperialisme was “het monopolie van militaire macht, uitgestrekte gebieden, of speciale voorzieningen om minderheidsnationaliteiten, China, enz. te beroven”, dat wil zeggen, van de niet-Russische volkeren binnen Rusland zelf en van de volkeren van naburige landen. Tegelijk, schreef Lenin, vult dit extra-economische monopolie “gedeeltelijk aan, neemt gedeeltelijk de plaats in van, het monopolie van het moderne, actuele financiële kapitaal.”[21] Vrijwel alle exegeten van Lenins geschriften over imperialisme maken geen melding van deze theoretische stelling, die van cruciaal belang is voor de studie van de Russische sociale formatie.[22]
De ineenstorting van deze verstrengeling van het Russische ‘militaire en feodale’ imperialisme met het kapitalistische imperialisme was niet het werk van één enkele revolutie, maar van verschillende revoluties die convergeerden en divergeerden, bondgenootschappen vormden en gewelddadig botsten. De Russische Revolutie van oktober 1917 was er een van. In het centrum van het rijk was het een arbeiders- en boerenrevolutie; in de koloniale periferie was ze gebaseerd op Russische en gerussificeerde stedelijke minderheden en nederzettingen. Ze had een koloniserend karakter, net als de Russische macht van de raden die ze oprichtte, zoals de bolsjewiek Georgi Safarov aantoont in zijn eens zo klassieke werk over de ‘koloniale revolutie’ in Turkestan. “Lidmaatschap van het industrieel proletariaat van een tsaristische kolonie was een nationaal voorrecht van de Russen. Daarom heeft ook hier de dictatuur van het proletariaat vanaf de eerste momenten een typisch koloniserend uiterlijk aangenomen.” (Nadruk in origineel).[23]
Maar onder de onderdrukte volkeren wakkerde de Russische Revolutie ook nationale revoluties aan. De territoriaal meest omvangrijke, gewelddadige, dynamische en onvoorspelbare daarvan was de Oekraïense revolutie. Haar uitbarsting, en nog meer het momentum dat ze kreeg, was onverwacht. Een boerennatie, zonder ‘haar’ landeigenaren en ‘haar’ kapitalisten, met een dun laagje kleinburgerlijkheid en intelligentsia en een verboden taal, leek niet voorbestemd of in staat tot een succesvolle revolutie. Sinds het Russische leger in 1775 de Zaporozjische Sich, het bolwerk van de Vrije Kozakken, wegvaagde, riep het Oekraïense volk in 1918 voor het eerst zijn onafhankelijkheid uit. Formeel gebeurde dat, met grote steun van het volk, in januari 1918 in Kiev door de Centrale Rada (Raad), gevormd door kleinburgerlijke Oekraïense partijen. Geschrokken van de proletarische revolutie die de bolsjewieken in Petrograd en Moskou aan de macht hadden gebracht, besloot de Centrale Rada op deze manier Oekraïne af te scheiden van Sovjet-Rusland, en raakte meteen verwikkeld in een oorlog met de bolsjewieken.
OEKRAÏENSE NATIONALE REVOLUTIE
Sommige Oekraïense bolsjewieken (hoewel het percentage Oekraïners onder de leden van de Bolsjewistische Partij in Oekraïne te verwaarlozen was) wilden niettemin ook een revolutionair Oekraïne, een Sovjetrepubliek zoals Rusland, maar dan onafhankelijk. Maar vooral radicaal-links, de Oekraïense Communistische Partij (Borotbist) – afgescheiden van de bolsjewieken en gevormd door de linkervleugel van de Oekraïense Socialistisch-Revolutionaire Partij en een deel van de linkervleugel van de Oekraïense Sociaaldemocratie – wilde nationale onafhankelijkheid. Geallieerd met de bolsjewieken had deze partij een onvergelijkbaar bredere sociale basis.
De alliantie van de Borotbisten met de Bolsjewieken verliep zeer moeizaam. Het hoofd van de bolsjewistischer regering die na de tweede bezetting van Kiev door het Rode Leger in 1919 was ingesteld, Christian Rakovsky, afkomstig uit Bulgarije, verkondigde dat “het verordonneren van de Oekraïense taal als staatstaal een reactionaire maatregel zou zijn die niemand nodig heeft”, omdat in het algemeen “de Oekraïense kwestie en Oekraïne niet zozeer een reëel feit zijn als wel een uitvinding van de Oekraïense intelligentsia.”[24] Hij stond niet alleen onder marxisten: Rosa Luxemburg beweerde dat het Oekraïense nationalisme een “belachelijke pose” was, “een loutere bevlieging, een dwaasheid van een paar dozijn kleinburgerlijke intellectuelen.”[25] Lenin geloofde dat “Oekraïne voor Rusland is wat Ierland voor Engeland is”, dat het een kolonie was en dat het onderdrukte volk er onafhankelijkheid moest krijgen, maar hij was een uitzondering, maar zei dat slechts één keer in het openbaar.[26]
Naast het beleid van de regering Rakovsky ten aanzien van de nationale kwestie was er een ultralinks beleid ten aanzien van de agrarische kwestie, dat, in tegenstelling tot het bolsjewistische landdecreet, niet gericht was op de verkaveling van landerijen ten bate van de boeren, maar op de omvorming van deze eigendommen tot collectieve boerderijen. Staatsvorderingen van graan en het ‘oorlogscommunisme’ in het algemeen stookten het vuurtje nog verder op. Dit alles leidde in 1919 tot een sterke vloed van anti-bolsjewistische boerenopstanden (er waren er 660, groot en klein), die Oekraïne van Hongarije afsneden en verhinderden dat het Oekraïense Rode Leger de Hongaarse Sovjetrepubliek te hulp kwam, toen dit de enige hoop van die laatste op overleving was. In Oekraïne zelf versloegen deze opstanden de politiek van het ‘oorlogscommunisme’ totaal. De bolsjewistische autoriteiten slaagden erin slechts minder dan 9 procent van het graan op te halen dat ze naar Rusland wilden vervoeren om de hongerende steden te voeden. Bovendien maakte de opstandige golf de weg vrij voor het offensief van de Witte Garde troepen van generaal Anton Denikin op Moskou.[27] Het is waar dat Rakovsky zelf snel ernstige conclusies trok uit het rampzalige beleid van zijn regering, maar hij deed dat pas na de ineenstorting ervan.
PRO-ONAFHANKELIJKHEID COMMUNISTEN
In een groot deel van de Dnjiepr en de zuidoostelijke regio’s van Oekraïne rustte de strijd tegen de bezetting door de Russische Witte Garde op de schouders van guerrilla- en opstandige bewegingen, geleid door de communisten-borotbisten, die de sterkste ondergrondse partij vormden, en door de anarcho-communisten onder leiding van Nestor Makhno. Na de nederlaag van Denikin garandeerde het Rode Leger, voor de derde keer op rij, de macht in Oekraïne aan de bolsjewieken. Pas toen, in februari 1920, besloten ze hun doctrinaire aanpak van de landbouwkwestie op te geven en het land onder de boeren te verdelen. De Borotbisten waren overweldigend in de meerderheid onder de Oekraïense communisten en zelfs talrijker dan alle bolsjewieken die toen in Oekraïne actief waren, inclusief de uit Rusland gezondenen. Maar de bolsjewieken, veel sterker met hun reguliere leger, accepteerden hen slechts als ondergeschikte minderheidspartners in de regerende coalitie en bonden ook hun handen sterk vast om hun politieke onafhankelijkheid zo veel mogelijk te beperken.
Lenin was erg bang dat er, als de burgeroorlog en de buitenlandse interventie eenmaal voorbij waren, een gewapende opstand van de Borotbisten tegen de bolsjewieken zou komen als de laatsten zich tegen de onafhankelijkheid van Sovjet-Oekraïne zouden verzetten. Hij was zich er ook terdege van bewust dat er in zijn eigen partij een Groot-Russisch probleem aanwezig was: “kras een of andere communist en je zult een Groot-Russische chauvinist vinden. (…) Hij zit in velen van ons en we moeten hem bestrijden.”[28] Hij eiste van zijn kameraden de “grootste voorzichtigheid ten aanzien van nationalistische tradities, de striktste naleving van de gelijkheid van de Oekraïense taal en cultuur, dat alle ambtenaren verplicht werden de Oekraïense taal te studeren, enzovoort.”[29]
Hij bevestigde in het openbaar: “Het is (…) vanzelfsprekend en algemeen erkend dat alleen de Oekraïense arbeiders en boeren zelf kunnen en zullen beslissen op hun Al-Oekraïens Congres van Sovjets of Oekraïne zal samensmelten met Rusland” tot één Sovjetrepubliek, “of dat het een aparte en onafhankelijke republiek zal blijven” verenigd door een unie (federatie) met Rusland, en, “in het laatste geval, welke federale banden tussen die republiek en Rusland tot stand gebracht zullen worden.” Over deze kwestie, zo verklaarde hij, “mogen de communisten niet van mening verschillen.” Een confederatie accepteerde hij niet. “Een van de dingen die de Borotbisten van de Bolsjewieken onderscheidt is dat zij aandringen op de onvoorwaardelijke onafhankelijkheid van Oekraïne. De bolsjewieken maken hier geen onderwerp van verschil en verdeeldheid van, ze beschouwen dit niet als een obstakel voor een gecoördineerde proletarische inspanning” (nadruk in origineel). Omdat de Oekraïense natie historisch een door Rusland onderdrukte natie was, verklaarde Lenin, “moeten wij, Groot-Russische Communisten, concessies doen als er meningsverschillen zijn met de Oekraïense bolsjewistische en borotbistische communisten en deze meningsverschillen gaan over de onafhankelijkheid van de Oekraïense staat, de vormen van zijn bondgenootschap met Rusland, en de nationale kwestie in het algemeen.”[30]
“EEN OVERWINNING DIE EEN PAAR GOEDE GEVECHTEN WAARD IS”
Er gebeurde echter precies het tegenovergestelde, waarbij de Borotbisten op deze gebieden moesten wijken voor de bolsjewieken – en dit onder de dreiging van ‘liquidatie’. Achter gesloten deuren postuleerde Lenin “voorlopig een onafhankelijk” Oekraïne “in nauwe federatie” met Rusland en een “tijdelijk blok met de Borotbisten” samen “met het gelijktijdig lanceren van een propagandacampagne voor de volledige samensmelting” van Oekraïne met Rusland tot een eenheidsstaat. Hij voegde er snel aan toe dat “de strijd tegen de slogan van een zo nauw mogelijke vereniging” met Rusland, d.w.z. voor de nationale onafhankelijkheid, “in strijd is met de belangen van het proletariaat”, zodat in Oekraïne “alle politiek systematisch en onophoudelijk gericht moet zijn op de liquidatie van de Borotbisten in de nabije toekomst.” Hij “drong erop aan dat de Borotbisten niet van nationalisme, maar van contrarevolutionaire en kleinburgerlijke tendensen beschuldigd worden.”[31]
In precies dezelfde periode had de zogenaamde ‘federalistische’, in feite pro-onafhankelijkheidsfactie van de Oekraïense bolsjewieken, Lenin laten weten dat in Oekraïne zijn “partij geen invloed heeft op het platteland, dat zuiver Oekraïens is, en niets doet om de armste elementen ervan aan te trekken, maar daarentegen met open armen Russische kleinburgerlijke elementen en, nog meer, min of meer gerussificeerde joodse handwerkslieden in haar rangen toelaat. De invloed van deze kleinburgerlijke elementen in de partij is zeer verderfelijk.” Dit komt, zo legden ze uit, doordat “door het hele beleid van de [bolsjewistische] Communistische Partij in Oekraïne als een rode draad een uiterst wantrouwende houding ten opzichte van de Oekraïense communistische groepen loopt en een oriëntatie op groepen, hoewel niet communistisch, maar niet besmet met ‘separatisme’, hoewel deze groepen geen werkelijke kracht hebben en een soort ‘denkbeeldige waarden’ zijn, zoals de [niet-Oekraïense] Mensjevieken en Linkse Sociaal-Revolutionairen.”[32]
De ‘liquidatie’ van de Borotbisten vond niet plaats omdat zij zelf – ter wille van de zaak van de internationale socialistische revolutie of gewoon omdat ze beseften dat er een revolver tegen hun hoofd was gezet – zelf hun partij ontbonden.[33] Zoals Lenin verklaarde, “in plaats van een onvermijdelijke opstand, (…) hebben alle beste elementen onder de Borotbisten zich onder onze controle en met onze instemming bij onze Partij aangesloten, terwijl de rest van het politieke toneel verdwenen is. Deze overwinning is een paar goede veldslagen waard.”[34] Van de 15.000 Borotbisten sloten 4.000 zich in Oekraïne aan bij de 12.000 bolsjewieken. Nog geen twee jaar later, na diverse, vooral ‘anti-separatistische’, interne zuiveringen, bleven er slechts 118 van hen over in de bolsjewistische partij. Sommigen bekleedden gedurende enkele jaren vooraanstaande staatsfuncties in de republiek. Maar de pro-onafhankelijke communistische stromingen of milieus van Borotbistische oorsprong verdwenen heel snel binnen de bolsjewistische Partij.
In het licht van Lenins bekende ideologische strijd voor het zelfbeschikkingsrecht van volkeren tot op het punt van afscheiding, en van zijn werkelijke beleid op dit gebied, blijft de manier waarop hij dit recht dat inherent is aan zijn denken werkelijk opvatte, zo niet een mysterie, dan toch iets totaal onontgonnen. Bijna alle marxistische literatuur (of die zich als zodanig presenteert) die aan zijn interpretatie van dit recht gewijd is, heeft een exegetisch, apologetisch, of epigonisch karakter. Marxisten hebben hun kop in het zand gestoken tegenover het historische feit dat overal in de koloniale periferieën van Rusland waar de macht van zijn partij zich opdrong, of preciezer gezegd waar het Rode Leger die liet gelden, dit recht niet gehandhaafd werd en er geen mogelijkheid was om te proberen het te handhaven zonder ervan beschuldigd te worden contrarevolutionair te zijn.
TEGENSTRIJDIGHEID IN HET HART VAN DE REVOLUTIE
De revolutie in Rusland vernietigde het Russische imperialisme niet. Met het kapitalisme wierp ze het ‘moderne kapitalistische imperialisme’ omver en onderdrukte ze de pre-kapitalistische basis (feodaal en tributair) van het militaire imperialisme. Maar ze ontwortelde niet de voorwaarden voor de reproductie van het Russische extra-economische monopolie dat het vormde, het extra-economische ‘monopolie van militaire macht, uitgestrekte gebieden, of speciale voorzieningen om te roven’ van de andere volkeren in de binnenste en buitenste periferie van Rusland. Voor zover de revolutie de periferie omarmde en zich daar, onder de onderdrukte volkeren, verspreidde in de vorm van nationale revoluties, dwong ze dit monopolie zich terug te trekken. Tegelijk reproduceerde ze het in de mate waarin het zich van het centrum naar de periferie verspreidde door middel van militaire verovering. Deze tegenstrijdigheid, die de kern van de Russische Revolutie vormde, was er inherent aan en onmogelijk binnen haar eigen kader op te lossen. Veel hing nu af van welke kant van de tegenstelling de overhand zou krijgen.
Na de ineenstorting van het Russische Rijk braken achtereenvolgens Finland, Estland, Litouwen, Letland en Polen zich ervan af, en na de rampzalige nederlaag in de oorlog met Polen in 1920 verloor Sovjet-Rusland een deel van Oekraïne (en Wit-Rusland). Voor het voortbestaan van het Russische imperialisme was het van doorslaggevend belang of Sovjet-Oekraïne zich zou afscheiden of niet. Toen de Sovjet-Unie in 1922-1923 als staatsorgaan gestalte kreeg, spraken de Oekraïense bolsjewieken openlijk over het feit dat onder de bolsjewieken, vooral die van Borotbistische afkomst, weliswaar een scherpe strijd gevoerd werd tegen de Oekraïense “nationalistische overblijfselen”, maar dat “grootmacht-vooroordelen, gevoed door moedermelk, een instinct waren geworden bij zeer veel kameraden”,” want “in de praktijk werd in onze partij geen strijd gevoerd tegen grootmacht chauvinisme.”[35] Aan het hoofd van degenen die nog steeds de onafhankelijkheid van Oekraïne en de oprichting van een unie van onafhankelijke Sovjetstaten eisten, stond Rakovsky, nu een zeer populaire leider onder de Oekraïense massa’s, fel tegenover Stalin.[36] Ze verloren, maar hun nederlaag was onvolledig.
DE TRANSFORMATIES VAN HET RUSSISCHE IMPERIALISME
De centrale leiding van de bolsjewistische Partij, onder leiding van Stalin, verzette zich tegen het streven naar onafhankelijkheid ten gunste van een taal- en cultuurnationalisatie van de niet-Russische republieken. Onverwacht voor zijn Moskouse promotors veranderde de Oekraïnisering in een uitbreiding van de Oekraïense nationale revolutie, die ze een opmerkelijk nieuw leven inblies. Ze duurde bijna 10 jaar, tot 1932. De uitroeiing door honger (Holodomor) en de verplettering van Oekraïnisering door terreur[37] waren zowel constitutieve daden van de Stalinistische bureaucratie, nu gescheiden van de Thermidoriaanse bureaucratie die tot dan toe geregeerd had (en er spoedig door uitgeroeid zou worden), als een daad van wedergeboorte – ditmaal van het Russische militair-bureaucratische imperialisme.[38]
Dit laatste werd geconsolideerd door de eenwording van Oekraïense (en Wit-Russische) gebieden na de verdeling van Polen door Hitler en Stalin, en door de annexatie van de Baltische staten, volbracht in 1939 en bevestigd in 1944, tijdens de zegevierende oorlog tegen het Duitse imperialisme. De gigantische plundering van de industriële rijkdommen van de Sovjet-zone van bezet Duitsland, en de heerschappij over de satellietstaten van Oost-Europa, in toom gehouden door de permanente dreiging van een Sovjet militair ingrijpen, hebben deze opleving van het Russische imperialisme bezegeld.[39]
De plotselinge, totaal onverwachte val van de USSR in 1991 bracht de aard van deze staat aan het licht, die ontstaan was op basis van Stalins Grote Terreur. Wat Oekraïne bij de ineenstorting van het Russische Rijk niet lukte, lukte het wel bij de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Het slaagde er toen in zich af te scheiden, net als 14 andere van de grootste niet-Russische naties. Door zijn nationale onafhankelijkheid uit te roepen, deelde het een beslissende klap uit aan het Russische militair-bureaucratische imperialisme.
Hersteld op de ruïnes van de USSR blijft het Russische kapitalisme afhankelijk van hetzelfde extra-economische monopolie waarvan vroegere uitbuitingswijzen afhankelijk waren, en net als zij wordt het door die afhankelijkheid vervormd. De Russische staat beschermt het kapitalistische privé-eigendom, maar beperkt het tegelijk omdat dit eigendom onder staatsdwang staat, net zoals de samensmelting van het staatsapparaat met de grote kapitalen de onderlinge concurrentie beperkt en vervormt. Zo hebben, onder het gewicht van dit monopolie, het staats-oligarchisch kapitalisme en het militair-oligarchisch imperialisme in Rusland gestalte gekregen.
DE DWANG TOT HEROVERING
Dit monopolie zelf heeft echter een enorme, zij het uiterst ongelijke, degradatie ondergaan. Rusland behield zijn ‘monopolie van militaire macht’ in zoverre dat het, na de ineenstorting van de USSR, de grootste nucleaire macht ter wereld bleef, met een enorm leger. Anderzijds is zijn “monopolie op de uitgestrekte gebieden, of speciale voorzieningen om te roven” van andere volkeren sterk afgenomen. Zoals Zbigniew Brzezinski na de ineenstorting van de USSR opmerkte, trokken de grenzen van Rusland zich dramatisch terug, “teruggerold tot waar ze in de Kaukasus waren geweest in het begin van de 19e eeuw, in Centraal-Azië in het midden van de 18e eeuw, en – veel dramatischer en pijnlijker – in het Westen in ongeveer 1600, kort na de regering van Ivan de Verschrikkelijke.” Het ergste is dat “zonder Oekraïne Rusland ophoudt een Euraziatisch rijk te zijn” en hoewel het “nog steeds naar een keizerlijke status kan streven”, zou het zwaartepunt dan verlegd zijn en zou Rusland tot zwakte gedoemd zijn. Brzezinski had gelijk toen hij schreef dat, “als Moskou de controle over Oekraïne herwint, met zijn 52 miljoen mensen en belangrijke hulpbronnen en zijn toegang tot de Zwarte Zee, Rusland automatisch weer de middelen krijgt om een machtige keizerlijke staat te worden, die Europa en Azië omspant.”[40]
Dit is de reden waarom het Russische imperialisme begonnen is aan de herovering van Oekraïne, waar zijn eigen lot op het spel staat.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Pools in Le Monde diplomatique – Edycja polska no. 2 (174), 2022, en in het Frans in Inprecor no. 695/696, 2022. Deze vertaling – door Peter Veltmans – is gebaseerd op de Engelse uitgave bij New Politics: https://newpol.org/the-conquest-of-ukraine-and-the-history-of-russian-imperialism/.